:50:02
Het is al goed.
Je hebt een nare droom gehad.
:50:04
Nee.
:50:06
Ik zag 't.
- Wat?
:50:09
Wat zag je?
:50:14
Zeg 't maar, Adam. Alsjeblieft.
:50:18
Je moet met me praten. Ik kan je niet
helpen als ik niet weet het dit is.
:50:24
Ik weet gewoon iets.
:50:27
Oké, wat dan?
:50:30
Wat weet je dan?
:50:33
Er staat iets ergs te gebeuren.
:50:35
Nee hoor. Ik zal jou nooit
iets ergs laten overkomen.
:50:41
Niet mij.
:50:47
Luister, jij bent mijn zoon,
heb je dat begrepen?
:50:52
Zeg het.
- Ik ben jouw zoon.
:50:55
Precies. Alles zal goedkomen.
:50:59
Alles komt goed.
:51:05
Hoeveel eitjes heb je gepakt?
:51:07
Slechts drie. Ik dacht dat
dat voldoende zou zijn.
:51:12
Sorry als dit ongelegen komt.
- Nee, het is goed.
:51:15
Excuseer ons.
- Tuurlijk.
:51:17
Wat is er? Je ziet er...
:51:20
Ik moet met je praten over iets.
:51:23
Ik moet even langs huis gaan voor wat
papieren. Zal ik lunch voor ons maken?
:51:33
Hoe zou je dat vinden?
:51:38
Ik heb een idee.
:51:39
Zullen we 'n schommelwedstrijd houden?
Jullie zijn dan de jury.
:51:43
We zullen eerlijk zijn.
:51:45
Dames eerst.
:51:52
Niet te hoog gaan, dan ga je huilen.
:51:58
Geen nagel breken. O, nee!