:36:00
Zeg op.
:36:03
Een zeer hoge Romeinse
familie leefde daar.
:36:06
Zij zijn zeer belangrijk voor Rome.
:36:09
Vader.
:36:10
Met hun losgeld kunnen we onze hele
campagne betalen.
:36:25
Ik zal aanvallen vanuit het noorden met
het merendeel van het leger.
:36:27
Jij brengt je mannen hierheen.
:36:29
Snij hun terugtocht naar het zuiden af.
:36:32
Verbrandt alle dorpen en
vermoordt iedereen.
:36:36
Laat geen man, vrouw of kind achter
welke een zwaard kan dragen.
:36:56
Saksen.
:36:59
Hoeveel?
:37:01
Duizenden.
:37:20
We worden bekeken.
:37:22
Waar?
:37:24
Overal.