:21:03
Ik weet hier een mooi plaatsje voor.
Bedankt.
:21:06
Dat was een mooi gedicht.
:21:08
Wat was het?
:21:10
Whitman.
:21:12
Toen hij klein was,
stotterde hij heel erg.
:21:16
Het is zo.
- Dat wist ik niet.
:21:19
Ik stamelde.
:21:20
Dat is hetzelfde.
Ik verstond niets van wat hij zei.
:21:24
Daarom liet ik hem gedichten oplezen.
:21:27
Het was eerst niet om aan te horen,
maar het stotteren hield op.
:21:30
Een goed idee, die poëzie.
:21:35
Niet te geloven.
:21:36
Geef mij maar Tenneson. Hij houdt van
Whitman, waarom weet ik niet.
:21:40
Heb je zin in een ontbijt?
- Ontbijt?
:21:44
Pap, het is tien uur 's avonds.
:21:47
Nou en? Je kan elk uur van de dag
pannenkoeken eten.
:21:50
Kom, wil je ontbijt?
:21:54
Het was een onmogelijke liefde.
:21:57
Hij was een boerenjongen,
zij kwam uit de stad.
:22:01
De wereld lag aan haar voeten,
terwijl hij geen rooie cent had.
:22:09
Kom op.
:22:14
Zie ze vliegen.
:22:18
Wat doen we?
:22:20
Zou ik in een ander leven
een vogel geweest kunnen zijn?
:22:24
Hoe bedoel je?
- Reïncarnatie.
:22:28
Ik weet het niet.
- Ik denk van wel.
:22:39
Zeg dat ik een vogel ben.
- Nee, niet doen.
:22:43
Zeg dat ik een vogel ben.
- Hou op.
:22:50
Je bent een vogel.
:22:58
Zeg nu dat je zelf ook een vogel bent.