:32:00
Als we niet hier zijn,
hoeft er geen oorlog te komen.
:32:02
MenelaĆ¼s zal niet opgeven.
:32:04
Hij volgt ons over de hele wereld.
- Hij kent deze gebieden niet, ik wel.
:32:07
We kunnen binnen een dag verdwijnen.
:32:10
Je kent MenelaĆ¼s niet.
Je kent zijn broer niet.
:32:14
Ze zullen elk huis in Troje platbranden
om ons te vinden.
:32:19
Ze zullen nooit geloven
dat we vertrokken zijn.
:32:21
En als ze het wel geloven,
branden ze alles toch plat.
:32:28
Dan maak ik het hem gemakkelijk
om me te vinden.
:32:33
Ik ga naar hem toe en zeg
dat je van mij bent.
:32:41
Je bent zeer jong, mijn liefste.