:26:04
Voor vrijdag toch?
- Is vrijdag goed?
:26:06
Ik heb vijf uur gezegd.
- Dat is goed.
:26:09
Wil je wat thee? Sardientjes?
- Voor deze week heb ik genoeg.
:26:14
Wat heb je voor zoetigheid?
- Alleen zuurtjes.
:26:18
Wil je er niet wat voor Ethel?
:26:21
Hoeveel kosten ze?
- Twee pence per zakje.
:26:23
Voor jou maar anderhalf.
- Akkoord.
:26:34
Kelp Street.
:26:35
Dat ken ik.
- Nora.
:26:37
Heeft al zeven kinderen.
- Redt ze dat?
:26:40
Zou jij dat kunnen?
- Ik heb alleen drie pence.
:26:42
Ik kan wisselen.
- Is de man er ook?
:26:45
Ik denk van wel. Volgens mij
heeft hij geen zelfbeheersing.
:26:50
Arme vrouw.
:26:51
Haar verdiende loon. Wil je
geen sardientjes voor je moeder?
:26:55
Die mag ze niet meer.
Daar krijgt ze maagzuur van.
:26:58
Hoe gaat het trouwens met haar?
- Je weet wel, ze wordt ouder.
:27:02
Iedereen toch.
- Daar is Ethel.
:27:06
Ben jij dat Ethel? Lily is er.
:27:15
Wil je een kopje thee?
- Graag, moeder.
:27:25
Heeft ze nog geen vriendje?
:27:28
Verbaast me niks.
:27:35
De maaltijd was heerlijk, Vera.
Dank je wel.
:27:39
Doet u ook verstelwerk?
- Moet er iets gemaakt worden?
:27:42
Ik kan een stuk been door je broek zien.
:27:45
Dat heb ik nog niet kunnen maken.
- Doe je dat zelf?
:27:48
Ik ben onhandig met naald en draad,
maar ik probeer het.
:27:50
Breng dan gewoon naar mij.
- Daar moet een stuk op.
:27:53
Ik neem wel een lapje mee uit de winkel.
Wat is het?
:27:55
Fijne wol, 19 ons?
Geef maar aan ma, zij maakt het wel.
:27:58
Dat kan ik ook wel.
- Daar wil ik jullie niet mee opzadelen.