:49:03
Wil je binnenkomen?
:49:31
Wat brengt jou hier?
:49:35
Ik was toch in de buurt,
dus kwam ik even langs.
:49:39
Hoe heb je me gevonden?
- Met de computer. Je kunt er alles mee.
:50:03
Je hebt een mooi huis.
- Bedankt. Het is een mooi voorbeeld.
:50:08
We zitten in onroerend goed. We verkopen
percelen en vooraf gebouwde woningen.
:50:16
Of wist je dat al van je computer?
- Nee.
:50:23
Je visitekaartje is roze.
:50:29
Mijn echtgenoot Ron vond het leuk als de
mijne roze waren en die van hem blauw.
:50:42
Mooie parels.
:50:47
Heb ik die gegeven?
:50:54
Volgens mij niet.
:50:58
Had ik moeten doen.