:26:04
Toen ik vijf was, kwam er een fee
op bezoek in mijn kamer.
:26:07
Zal wel.
- Ik zei toch dat je me niet zou geloven.
:26:10
Ga maar slapen.
- Nee, vertel.
:26:16
Dus die fee komt in mijn kamer
:26:19
en ik zo van: 'Juist, jij bent een fee.'
Dus we praten wat.
:26:24
En ze vliegt rond
en gooit van alles omver.
:26:27
Vloog ze?
- Ja, maar ze had van die korte vleugeltjes,
:26:30
Die had ze misschien zelf gelijmd.
Alsof ik dat zou geloven.
:26:34
'Ik zal het je bewijzen', zei ze,
dus ze tast in haar rugzak
:26:39
en neemt er een onzichtbare mantel uit
die ze rond mijn hals bindt.
:26:43
En ze zegt dat hij ondoordringbaar is.
Weet je wat dat betekent?
:26:48
Het betekent dat er niks door kan.
Geen kogels, helemaal niks.
:26:52
Ze zei dat als ik hem zou dragen,
me niets kon overkomen.
:26:56
Dus dat deed ik en tot nu toe
is er nog nooit wat met me gebeurd.
:27:02
Is dat niet vreemd?
:27:05
Ik moest hem aan mijn dochter geven
als ze vijf werd, maar ik vergat het.
:27:10
Mag ik hem aanraken?
- Natuurlijk, doe maar.
:27:15
Ik voel hem niet.
- Ja, knap hè.
:27:18
Als je wilt, doe ik hem uit en bij jou aan.
Ze liet me zien hoe.
:27:22
Tenzij je het maar dom vindt.
:27:25
Heb jij hem niet nodig?
- Niet meer.
:27:29
En, wil je hem?
:27:37
Kom eens even hier.
:27:59
Kin omhoog.