1:16:00
Je bent zo dom.
1:16:01
Voor de buitenpost er was,
was dit mijn land, mijn thuis.
1:16:05
Mijn zoon komt
zijn eigendom opeisen.
1:16:08
Ik dank God
dat ik je nu kan doden.
1:16:45
Dat was een vergissing.
1:16:51
Geen vergissing.
1:16:53
Ik dood alleen als het echt moet.
1:16:56
Jij doodt voor het plezier.
1:16:59
Hun bloed was zoet.
1:17:01
Ik zoog hun aders leeg...
1:17:03
... knabbelde op hun beenderen.
1:17:06
Nat en nog in leven.
1:17:08
Het warme bloed gutste
door mijn keel.
1:17:15
Probeer het,
je zal het lekker vinden.
1:17:18
Je weet niet wat ik lekker vind.
1:17:21
Nee ? Hoe smaakt haar bloed ?
1:17:24
Je vraagt het je af.
Je kan het niet helpen.
1:17:28
Als je haar ziet,
begint je bloed te koken.
1:17:32
Je mond wordt nat.
1:17:34
Je verwart die lust
toch niet met iets anders ?
1:17:37
Ik ben niet in de war.
1:17:39
Ik weet waarom ik hier ben.
1:17:45
Zeg eens, welk bloed
past bij het jouwe ?
1:17:49
Wie spreidde de benen van je ma
en maakte je zo sterk ?
1:17:54
Iemand die sterker is dan jij.
1:17:58
Dat betwijfel ik.