1:12:10
Komen de heren van verre?
-Ja, heel ver.
1:12:15
Het spijt me dat ik u
niets beters kan voorzetten.
1:12:19
We moeten het met weinig doen
tegenwoordig.
1:12:23
De herberg in Luton
was anders goed bevoorraad.
1:12:27
Dat is een Normandische herberg.
1:12:32
Het is een schande.
Prins John zal ervan horen.
1:12:36
Ik zal die vlegel krijgen. Hoe durft
hij me te beroven van m'n juwelen.
1:12:42
Zelfs een geestelijke
kan niet meer veilig reizen.
1:12:46
Wie is dat?
-De bisschop van de Augustijnen.
1:12:50
Wilt u verder na het eten?
-Nee, te laat. Verzorg de paarden.
1:12:55
Breng ons eten.
-Ja, ik ben al bezig.
1:12:57
De weg is onveilig.
Overal loeren rovers.
1:13:01
Wat is er voorgevallen?
-Ik ben bestolen.
1:13:04
Verdedigen kon niet,
ze lagen in een hinderlaag.
1:13:07
Wie?
-Robin Hood, natuurlijk.
1:13:10
Niemand onbeschaamder dan hij.
-Weer Robin Hood.
1:13:16
Heeft u van hem gehoord?
-Hij lijkt hier aardig bekend.
1:13:20
Bent u dan vreemd hier?
-Min of meer.
1:13:25
Uw namen, heren?
-Onbelangrijk voor uwe excellentie.
1:13:30
Waar blijft ons bier, waard?
-Kom er aan.
1:13:33
Overnacht u hier?
1:13:36
Dat moest nog worden beslist.
Wat raadt u ons aan?
1:13:39
Met al dat gespuis op de weg
bent u hier veiliger.
1:13:44
Goed, ook vanwege uw gezelschap.
1:13:47
Ik bedenk ineens dat ik dringend
terug moet naar de abdij.
1:13:52
Wellicht een andere keer.
Of u komt morgen bij mij dineren.
1:13:56
Erg aardig van uwe excellentie.
-Goedenavond, heren. En goede reis.