:02:01
Dit is allemaal al eerder gebeurd...
:02:04
en het zal nog wel 's gebeuren...
:02:07
maar deze keer gebeurde het
in Londen.
:02:12
Het gebeurde in 'n rustig straatje
in Bloomsbury.
:02:17
In dat hoekhuis woont
de familie van Dalen.
:02:21
Peter Pan koos 't uit...
:02:24
omdat daar mensen woonden
die in 'm geloofden.
:02:27
Mevrouw van Dalen bijvoorbeeld.
:02:31
Opschieten, George.
:02:33
Straks komen we te laat op 't feest.
:02:35
Zij zag Peter Pan
als de geest derjeugd...
:02:39
maar meneer van Dalen...
:02:41
Marie, zonder m'n manchetknopen
gaan we helemaal niet.
:02:46
En als we niet gaan, kan ik me nooit
meer op kantoor vertonen.
:02:49
En als...
:02:51
Meneer van Dalen was
nogal praktisch.
:02:55
Maar dejongens,
Jan en Michiel...
:02:58
dachten dat Peter Pan echt bestond.
:03:00
Hij was de held
in al hun kinderspelletjes.
:03:04
Ik zal je krijgen, Peter Pan.
:03:08
Pak aan.
Geef je je over, kapitein Haak?
:03:11
Geef je je over?
- Nooit.
:03:13
Hoe durfde je m'n hand af te hakken?
:03:15
Nee, Jan.
Het was z'n linkerhand.
:03:18
O, ja. Bedankt, Wendy.
:03:20
Wendy, de oudste,
geloofde in Peter Pan...
:03:24
en wist alles over
zijn wonderlijke avonturen.
:03:29
Ach Nana, moeten we nu weer
dat vieze drankje nemen?
:03:32
Omdat Nana, het kindermeisje,
een hond was, zei ze niks.
:03:38
Ze zag 't aan
en vond 't allemaal wel best.
:03:48
Pak aan.
:03:50
Brutale vlegel, ik hak je in de pan.
:03:53
En ik hak jou aan mootjes.
:03:58
Pas op voor m'n bril, Michiel.
- Sorry, Jan.