:16:00
Daarom komt z'n zoon het recht toe
om erover te heersen.
:16:04
Uit naam van de grote Caesar. . .
:16:06
verleen ik koning Ptolemaeus
Caesarion dat recht.
:16:11
De grootheid van Rome berust
niet op wat Rome neemt. . .
:16:16
maar op wat Rome geeft.
:16:21
'De grootheid van Rome berust
op wat Rome geeft', zegt hij.
:16:25
En vervolgens geeft hij weg
wat niet van hem is.
:16:29
En Cleopatra neemt,
en ze zal meer nemen.
:16:34
En er zal oorlog uitbreken.
:16:36
Zij en ik weten dat er oorlog komt.
:16:41
Maar ik zal daar
niet op aandringen.
:16:44
Noch zal ik me tegen
Antonius uitspreken.
:16:48
Die oorlog moet me
worden opgedrongen.
:16:51
Het volk van Rome moet me
tot deze oorlog dwingen.
:16:55
Zij moeten de poorten van de senaat
bestormen en erom schreeuwen.
:16:59
Als we vlug zijn, horen ze er pas van
als we in Griekenland geland zijn.
:17:05
Jullie moeten onmiddellijk
de troepen inschepen.
:17:11
Als we besluiten dat te doen.
-Dat is al besloten.
:17:15
M'n manschappen reizen
niet graag over zee.
:17:19
Ze verplaatsen zich
liever over land.
:17:21
Je manschappen doen
wat ze gezegd wordt.
:17:24
M'n manschappen doen wat
ik ze zeg. Het zijn nog geen. . .
:17:31
Het zijn nog altijd Romeinen.
:17:34
Maar aangezien ik ook doe
wat me gezegd wordt. . .
:17:39
De uiteindelijke beslissing
ligt bij Antonius.
:17:43
En ik weet zeker dat hij die
ook zal nemen. Dat is alles.
:17:55
Laten we het nu niet oneens zijn
in aanwezigheid van onze officieren.