:51:01
- Hoe gaat het in de aannemerij?
- Gaat wel.
:51:06
Niet om het een of ander,
maar waarmee bouw je?
:51:11
We wachten op een levering.
:51:53
Geen stenen?
:52:05
Waarom koop je eten
dat we niet nodig hebben?
:52:08
Zeg, hoor eens.
:52:10
U bent zo vroom en zo,
maar u kunt niet eens iets aannemen
:52:15
zonder de gever te kleineren.
Begrijpt u dat?
:52:19
Arme man. Hij is gekwetst.
:52:22
U hoeft me niet uitvoerig te bedanken,
maar kleineer me niet.
:52:26
Ik heb alle geduld van de wereld.
:52:30
Waarom werk je aan die weg,
als je de kapel moet bouwen?
:52:34
Waar zijn de stenen?
:52:37
Die komen wel, maar niet meteen.
Je kunt nog wel andere dingen doen.
:52:44
Harken, bomen planten.
:52:46
U houdt zich niet aan ons contract.
:52:50
Omdat ik op mensen vertrouwde
in plaats van op God.
:52:54
Laat maar.
Het was toch een onzichtbaar contract.
:52:58
- Ik geloof u niet meer.
- Wie ben jij om dat te zeggen?