:02:21
M'n auto heeft dorst.Kan ik een beetje water krijgen?
:02:36
God is goed.Hij heeft een grote, sterke man gestuurd.
:02:42
Daar weet ik niks van.Ik ben op doorreis.
:02:46
Maar u bent niet doorgereden.
:02:52
Is die auto van u?
:02:57
Daar woon ik in.
:03:00
Maak hem und dann habe ich...
:03:03
Ik heb iets wat u moet doen.
:03:06
Dank u, maar ik moet weer verder.Bedankt voor het water.
vorige.