:24:03
Ik weet dat jij het bent.
Wat wil je?
:24:09
- Je bent het toch?
- Ja, ik ben het.
:24:20
- Je moet ophouden met bellen.
- Adele is jarig.
:24:25
Dat weet ik. Wat wil je?
:24:31
- Ik kom naar huis.
- Waar heb je het over?
:24:36
Ik laat je weten dat ik thuiskom
voor haar verjaardag.
:24:43
Nee, je komt hier niet.
:24:47
Luister, Beth.
:24:51
Ik moet je zien.
:24:53
Nee, luister. Dit is mijn huis.
Ik betaal de huur.
:24:59
- Je kunt niet zomaar komen.
- Praat niet zo tegen me.
:25:07
Ik moet thuiskomen om haar
een cadeautje te brengen.
:25:14
Je weet dat je niet kunt komen.
:25:28
Dat is hem.
:25:32
- Hoe is het met Adele?
- Dit is je thuis niet meer.
:25:42
- Hoe is het met haar?
- Ze redt het prima zonder jou.
:25:49
- Stap uit, Angie.
- Het is klaarlichte dag.
:25:52
- Dit is het niet waard.
- Stap uit, verdomme.
:25:56
Uitstappen.