:46:02
Dat is wel wat dubbelzinnig.
:46:07
Weet u dan zeker,
dat Benedick Beatrice zo bemint?
:46:15
Dat hoor ik van de prins
en mijn verloofde.
:46:19
En vroegen zij u
haar dat te vertellen?
:46:22
Zij drongen aan dat ik het zeggen zou.
:46:24
Ik vroeg ze hem te raden zijn gevoel te
knevelen, en Beatrice niets te zeggen.
:46:30
Verdient hij dan niet zo'n gelukkig
bed als zij ooit beslapen kan?
:46:35
Liefdesgod, ik weet dat hij verdient
al wat men kan geven aan een man,
:46:39
maar nooit schiep de natuur 'n trotser
vrouwenhart dan dat van Beatrice.
:46:44
Hoon en verachting fonkelen in haar
ogen, die wat zij zien misprijzen,
:46:49
en haar verstand acht zich zó hoog,
dat al het andere haar laag voorkomt.
:46:54
- Beminnen kan zij niet.
- Dat denk ik ook.
:46:57
- Vertel het haar. Hoor wat ze zegt.
- Nee.
:47:00
Liever ga ik naar Benedick en raad ik
hem zijn hartstocht te bestrijden.
:47:04
Doe uw nicht niet zoveel onrecht aan.
:47:07
Zij, die om haar vlug begrip
geprezen wordt, is toch niet zo dom,
:47:11
dat zij zo'n zeldzaam edelman
als Benedick steeds blijft afwijzen.
:47:15
Heel Italië kent zijn weerga niet,
behalve dan mijn Claudio.
:47:19
- Wanneer trouwt u, jonkvrouw?
- Nou, elke dag. Morgen.
:47:31
Ze is gelijmd, geloof me.
:47:33
We hebben haar gevangen.
:47:36
Het maakt niet meer uit
of Cupido wel mikt:
:47:39
Als zijn pijl ons niet treft,
wordt men gestrikt.
:47:45
Wat gloeit mijn oor nog na.
:47:49
Kan dit waar zijn? Word ik
om trots en hoon zozeer gelaakt?
:47:56
Vaarwel dan, spot,
en maagdentrots, verdwijn.