:45:01
En hij heeft veelpijn.
:45:04
Als het in de kop zit, zijn er twee opties:
:45:08
U kunt opereren, of u kunt het dier af maken.
:45:14
Hoe moet ik dit aanpakken ?
:45:16
- Ik ga voor zorgen. Dat beloof ik.
- Kom snel terug.
:45:21
Ik ben hard op weg naar het einde.
:45:25
Anders hang ik mezelf op
aan m'n onderbroek.
:45:28
Daar kan ik heus wel aankomen.
:45:30
Niet echt.
:45:32
- Hij heeft de vergadering afgezegd.
- interesseert me niet.
:45:35
Ik moet John spreken.
Je weet niet wat hier gebeurt.
:45:45
Dokter.
:45:47
Je moet me helpen. Hij is dood.
:45:51
- Hij is niet dood.
- Loop nou niet door.
:45:54
- Je moet hem helpen.
- Waarom ?
:45:57
Omdat jij dat kunt. Jij kunt het.
:46:01
Ik dacht datje mij de pest wilde bezorgen.
:46:04
- Ik ga al naar 't licht toe.
- Een grapje.
:46:07
Dat was niet echt.
:46:10
Vaarwel, wereld. Ik ruik bloemen.
:46:13
Ik smeek je, laat hem niet heengaan.
:46:16
Ik zink weg.
:46:20
Waar heb je gezeten, John ?
:46:22
De vergadering.
:46:24
Ik had een spoedgeval. Sorry.
:46:27
Nee, dan is het goed.
:46:29
- Hou vol, jongen.
- Doet dit pijn ?
:46:32
- Het is geen pretje.
- Als hij doodgaat,
:46:35
- weet ik 't niet meer.
- Dan eet hij me op.
:46:37
Alleen uit respect.
:46:40
Stil. Ik hoor niks als je praat.
:46:43
John.
:46:47
Hij zei dat hij buikkrampen had.
:46:50
Zei hij dat ?
:46:52
Het is een spoedgeval. Kijk zelf maar.
:46:58
- Wat is er ?
- Hartstilstand. Ik voel geen pols.