:36:09
Dag, pap. Kijk, papa is hier.
:36:17
Ik wil met je vader praten.
Haal maar wat fris, wat je maar wilt.
:36:25
Wat doe jij hier ?
- Boodschappen.
:36:30
Voor ons ?
- Ik had honger.
:36:33
Er was niks in huis.
Ik wilde m'n steentje bijdragen.
:36:38
Wie eet dit ?
- Slakken ? Ik.
:36:41
Sinds wanneer ?
- Je weet heel veel niet over mij.
:36:45
Bijvoorbeeld dat je tampons gebruikt.
:36:49
Ik doe boodschappen voor haar.
Ik zou het je later nog vertellen.
:36:54
We gaan samenwerken,
en dit doe ik even voor haar.
:36:58
Betekent samenwerken
boodschappen doen ?
:37:01
Ze woont in 'n hotel en heeft geen auto.
- In welk hotel ?
:37:06
Het Four Seasons.
- Waarom woont ze daar ?
:37:10
Daar heb ik haar een kamer gegeven.
- Dat hotel is razend duur.
:37:15
Laten we er niet in de winkel
over praten, maar thuis.
:37:19
Wie is ze ? Zeg op,
of je ziet me niet meer thuis.
:37:22
Waar dreig je mee ?
- Wie is ze ?
:37:25
Ze is een muze.
:37:29
Ik heb je niet goed verstaan, geloof ik.
- Ze is een muze, een echte.
:37:35
En die muze van jou eet slakken ?
:37:38
Ik zie je straks.
Er is iets ernstig mis met jou.
:37:42
Vertrouw me nou.
Ik zeg zoiets niet als ik het niet meen.
:37:47
Koop maar raak. Tot straks.
:37:49
Het is de waarheid. Vraag Jack maar.
Ze is een echte muze.
:37:55
Ze is niet de enige.
Ze zijn onder ons.