:05:13
- Waar is je broer?
- Op de oprit.
:05:16
- Ik bedoel Beau.
- Hij is weg met de boot.
:05:19
Er zat hem iets dwars. Ik weet niet wat.
:06:12
Jij bent lang weggeweest.
:06:21
- Ik ben naar Reno geweest.
- Dat weet ik. Hij heeft gebeld.
:06:26
Ik ga naar boven.
:06:34
Mag ik binnenkomen?
:06:39
Mag ik erin?
:06:48
- Ik wil met je praten.
- Je praat met iedereen.
:06:51
- Doe niet zo gevat.
- Hij is gewoon 'n vriend.
:06:55
Hij is misschien anders dan jij denkt.
:06:58
Hij is gewoon 'n vriend uit 'n bar.