:40:03
Hoepel jij maar mooi op.
- Ze zag mij wel zitten.
:40:15
Schiet op, meid.
- Ik ben niet zo snel met die buik.
:40:23
Wat wou je haar vragen?
- Of ze de kerstman gezien heeft.
:40:27
Wat sta jij hier te doen?
- Dat weet je best.
:40:37
Ik moet de klanten gaan helpen.
:40:41
Wat een stoot.
- Zeg dat wel.
:40:44
Ze ziet mij wel zitten.
:40:46
Jawel.
- Je droomt. Ze valt op mij.
:40:50
Ze had mij nog niet gezien.
- Had ik jou ook maar nooit gezien.
:40:54
Kan ik u helpen?
- Ik ben pas binnen.
:40:57
Laat me eerst even rondkijken.
:41:03
Ik kan hier wel
wat hulp gebruiken.
:41:10
Ik wil deze trui van FUBU
met leuke sokken.
:41:14
Is alles in orde?
- Ja, prima.
:41:24
Nou is ie kapot.
:41:28
Heb je dat gezien?
- Jazeker.
:41:32
Stop daarmee. Wat heeft ie?
- Kom, ik vind hier niks leuks.
:41:37
Nee, je bent niet meer ziek.
:41:40
Kom, we pakken ze.
:41:42
Trapt de baby nog?
- Het is 'n tweeling.
:41:44
We hebben het gezien.
:41:47
Laat me los.
- Hou haar in bedwang.
:41:53
Laat je niet verrot slaan.
Je draait de cel in.
:41:57
Voor winkeldiefstal.
- Wat een onzin.